Windekinderen: vier kinderen molenbewoners Kinderdijk halen tegelijkertijd hun molenaarsdiploma
Rik Klapwijk, Jaco de Vries, Martin Hoek en Marisa Mol. Foto: peter paul klapwijk
KINDERDIJK • Puur toeval: vier kinderen van molenbewoners van Kinderdijk haalden onlangs tegelijkertijd hun molenaarsdiploma op. Een verhaal over de liefde voor het eeuwenoude ambacht.
Molenaars.
Dan denk je toch aan oudere mannen, door wind en weer gegroefde gezichten, getekend door de tijd. Maar het is tijd om je beeld bij te stellen. Rik Klapwijk, Jaco de Vries, Marisa Mol en Martin Hoek vormen de nieuwe generatie. Jong, kinderen van de 21e eeuw, en toch verliefd op het geknars van de tandwielen en het geruis van de wieken.
Verhuizen naar de gloednieuwe molens van Kinderdijk
Ze hebben alle vier hun eigen verhaal. Neem Martin. In de 17e eeuw verkasten zijn voorvaders van een Brandwijkse molen naar de gloednieuwe molens van Kinderdijk. De Hoeken gingen er nooit meer weg.
“Ik ben de elfde generatie”, knikt hij. “Voor mij was het nooit een vraag of ik molenaar wilde worden. Van jongs af aan help ik mijn vader mee.” Met een lach: “De opleiding was daarom een makkie. Ze konden mij niet zoveel meer leren.”
Dochter van twee leraren De Lage Waard
Het verhaal van Marisa, dochter van twee leraren van De Lage Waard in Papendrecht, is anders. Jaren geleden vloog ze uit naar Utrecht. Wonen in een molen vond ze vroeger iets vanzelfsprekends. Als kind was ze niet anders gewend.
“Ik heb het altijd goed naar mijn zin gehad. Je moest alleen altijd twee kilometer fietsen voordat je uit het molengebied was, dat viel wel eens tegen.”
Niet al te fanatiek
Af en toe hielp ze haar vader mee met de molen. Al was het niet al te fanatiek. “Soms had ik er ook echt geen zin in. Mijn vader legde er geen druk op. Hij liet ons daar vrij in. Pas toen tijdens corona alles stil viel, ben ik met de opleiding gestart.”
Waarom?
“Ik was het eerder niet echt van plan, maar ik had nu tijd. Ik dacht: het niet gaan doen is ook zonde. Ik begin gewoon, dan zie ik het wel. Het bleek zó leuk te zijn. Het buiten zijn, de mensen die ik ontmoette, en ik ontdekte dat elke molen zijn eigen verhaal heeft.”
‘Daar waren mijn ouders niet zo blij mee’
Voor Jaco was het, net als bij Martin, veel vanzelfsprekender om het pad naar molenaar worden in te slaan. “Als kind wilde ik dat al”, vertelt hij. “Toen ik 7 was, verhuisden we vanuit Alblasserdam naar de molen. Mijn oom, die daar woonde, was overleden. We kwamen er al vaak. Ik weet nog goed hoe fascinerend ik een draaiende molen vond.”
Hij vervolgt: “Één van de eerste keren dat we gingen malen toen we op de molen woonden, klom ik de wiek in. Daar waren mijn ouders niet zo blij mee. De liefde voor molens is alleen maar sterker geworden. Af en toe ga ik even de kap in, genieten van het knarsende geluid van de tandwielen en van de wieken. Dat is machtig mooi.”
‘Er zit geen houtje teveel in elke molen’
En Rik? Net als Marisa woont hij niet meer in de molen. Schiedam is zijn thuis. “Voor mijn werk als kok in Rotterdam is dat handiger. Mijn opa en oma woonden op de molen van mijn ouders. Ik ging er vaak logeren. Molenaar worden, daar dacht ik nog niet aan. Dat kwam pas later.”
“Mij spreekt vooral het feit aan dat er geen houtje teveel zit in elke molen. Het is zo indrukwekkend te zien hoe ze honderden jaren geleden zulke machines wisten te bouwen. En ze werken nu nog perfect.”
‘Nederland heeft álles te danken aan molens’
Wat voor hen allemaal geldt: als geen ander weten dat molens veel meer zijn dan een mooi plaatje in het landschap. Dat dragen ze ook graag uit. Rik: “Nederland heeft álles te danken aan molens. Kinderdijk is veel meer dan een toeristische attractie. Trouwens, er zijn maar weinig mensen die beseffen dat de molens gewoon bewoond zijn.”
En Martin: “Het is belangrijk dat de kennis van het ambacht overgedragen wordt. Als je dat niet doet, is het over honderd jaar helemaal weg.”
Puur toeval
Zoals gezegd: het was puur toeval dat vier kinderen van molenbewoners van Kinderdijk op hetzelfde moment hun molenaarsdiploma haalden. Ze kenden elkaar ook vrijwel niet. Ze brengen het geleerde nog steeds in de praktijk, vooral als tweede molenaar op de molens van hun ouders.
Voor Martin, Rik en Jaco is het daarnaast zo goed als duidelijk: die molens zijn en blijven hun thuis. Rik: “Rond mijn 17e begon ik te beseffen: het zou heel raar zijn als de molen niet meer in de familie zou zijn.” En Jaco: “Onze molen is al vanaf 1944 in de familie. Als ik de kans krijg de molen over te nemen, zou ik die met beide handen aanpakken.”
En Marisa? “Dat zou praktisch wat voeten in de aarde hebben, maar het zingt wel rond in mijn hoofd.”
Bron - het Kontakt Alblasserwaard
Groet Pieter.